Voorrangsregels op het water
Op het water gelden net als op de weg een aantal voorrangsregels. In het BPR (Binnenvaartpolitiereglement) staan de vaarregels die bepalen wie er voorrang moet verlenen en waarom beschreven. Het BPR is geldig op bijna alle wateren in Nederland. Waar het BPR geldig is en waar niet zie je hier (geldigheidsgebied BPR).
Algemene beginselen
Voor de voorrangsregels gelden een aantal algemene beginselen:
- Schepen mogen elkaar alleen voorbijvaren (tegengestelde of oplopende koers, zie hieronder bij koersen) als er voldoende ruimte hiervoor is;
- Bij het naderen van een ander schip (tegengestelde-, oplopende- of kruisende koers) waarbij er geen gevaar voor aanvaring is, mag je niet je koers of snelheid wijzigen waardoor er wel gevaar voor aanvaring ontstaat.
- Wanneer je voorrang moet verlenen, moet je dit tijdig doen door hetzij je koers te veranderen (uitwijken) hetzij je snelheid te wijzigen zodat het andere schip zijn weg ongehinderd kan vervolgen.
- Wanneer een ander schip voorrang moet verlenen, moet jij je koers en snelheid behouden tenzij dit lijdt tot een direct gevaar voor aanvaring. Dan zul je alles moeten doen om een aanvaring te voorkomen.
In het BPR staan de vaarregels die bepalen wie er voorrang moet verlenen en waarom. De regels zijn onderverdeeld naar de verschillende onderlinge koersen.
Soorten koersen:
Er wordt bij de vaarregels onderscheid gemaakt op welke koers je vaart ten opzichten van een ander schip. We kennen daarbij de volgende koersen:
- Tegengestelde koers
- Oplopende koers
- Kruisende koers.
Bij een tegengestelde koers naderen twee schepen elkaar recht of bijna recht van voren. Ze varen (bijna) recht op elkaar af. In het onderstaande plaatje vaart het blauwe schip een tegengestelde koers ten opzichte van het gele schip.
Bij een oplopende koers nader je een schip van achter tot 22°30‘ (22½ graad) achterlijker dan dwars van het opgelopen schip. Oplopen van een schip doe je dus van schuin tot recht van achter. De paarse schepen varen een oplopende koers ten opzichte van het blauwe schip. De twee schuine lijnen staan niet dwars op het blauwe schip maar 22°30‘ achterlijker dan dwars.
Bij is kruisende koers is er geen sprake van een tegengestelde of oplopende koers, dus alles wat er tussen zit. Als je twijfelt moet je uitgaan van een tegengestelde of een oplopende koers. De oranje schepen varen een kruisende koers ten opzichte van het blauwe schip.
Vaarregels / voorrangsregels in het BPR (hoofdregels)
Bij de vaarregels maken we onderscheid tussen oplopende koersen, tegengestelde koersen en kruisende koersen. In de onderstaande voorbeelden gebruiken we de volgende symbolen:
Oplopende koersen:
Bij de oplopende koersen is de hoofdregel: Oploper (degene die de ander inhaalt) loopt op aan bakboord en de opgelopende (degene die wordt ingehaald) geeft zoveel mogelijk ruimte (wijkt naar stuurboord indien mogelijk).
Als er voldoende ruimte is aan stuurboord dan mag er ook aan stuurboord worden opgelopen.
(Kleine) zeilschepen lopen elkaar in beginsel op aan de loefzijde (bovenlangs).
Een klein schip dat wordt opgelopen door een zeilschip moet ruimte geven aan loef zodat het (kleine) zeilschip aan loef voorbij kan lopen.
Kruisende en tegengestelde koersen
Bij de voorrangsregels bij kruisende- en tegengestelde koersen is de volgorde van belang!
Je kijkt eerst of je regel 1 kan toepassen. Als dat zo is dan pas je die regel toe, kun je hem niet toepassen dan ga je naar regel twee.
Kun je regel 2 toepassen dan pas je die toe, kun je die niet toepassen dan ga je verder met regel drie.
Kun je regel 3 ….. enzovoort
Regel 1: Stuurboordswal;
Degene die niet stuurboordswal vaart, geeft voorrang aan degene die wel stuurboordswal vaart
B moet voorrang verlenen omdat A stuurboordswal vaart.
Regel 2: klein geeft voorrang aan groot
B moet voorrang verlenen aan A omdat een klein schip voorrang verleent aan een groot schip.
Regel 3: Verschillende (kleine) schepen onderling.
Motor geeft voorrang aan spier geeft voorrang aan zeil
B geeft voorrang aan A omdat een klein motorschip voorrang verleent aan een klein spierkracht voortbewogen schip.
A moet voorrang verlenen omdat een klein motorschip voorrang verleent aan een klein zeilschip.
A moet voorrang verlenen aan B omdat een klein spierkracht voortbewogen schip voorrang moet verlenen aan een klein zeilschip.
Regel 4: zeilschepen onderling
Regel 4a: Bakboordregel
degene met het zeil over stuurboord geeft voorrang aan degene met het zeil over bakboord
B geeft voorrang aan A omdat B zijn tuig over stuurboord heeft en A zijn tuig over bakboord.
Regel 4b: Loef geeft voorrang aan lij
Bij 2 zeilschepen met het tuig over dezelfde boeg, geeft degene die het minst scherp vaart voorrang aan degene die scherper vaart
A moet voorrang verlenen aan B want loef geeft voorrang aan lij.
Regel 5: Roeischepen en motorschepen onderling
Regel 5a: bij kruisende koersen geeft het schip dat de ander aan stuurboord heeft voorrang
A geeft voorrang aan B omdat B van stuurboord komt.
A geeft voorrang aan B omdat B van stuurboord komt.
Regel 5b: Bij tegengestelde koersen passeren de schepen elkaar bakboord op bakboord.
Beiden wijken uit naar stuurboord.
Beide schepen moeten wijken naar stuurboord en elkaar “bakboord op bakboord”voorbij lopen.
Beide schepen wijken naar stuurboord en passeren elkaar “bakboord op bakboord”
- 2024 online zeilschool.nl