Overstag gaan op Kielboot 3 niveau
Overstag gaan, wat is het?
De onderstaande afbeelding geeft de verschillende koersen aan.

Overstag gaan: Stappenplan
- Ga goed hoog aan de wind (scherp) varen
- Geef het commando "Klaar om te wenden"
- Geef het commando "Ree"
- Loef op naar "in de wind"; Gewicht naar lij, grootzeil aan, fok "killend bij"
- Punt "door de wind"; fok bak, grootzeil vieren
- "Aan de wind"; fok over
- Roer recht en aanspringen
- Check of je weer aan de wind vaart
Overstag gaan, stap voor stap
1) Ga goed hoog aan de wind (scherp) varen
Om je snelheid te behouden, moet je zorgen dat je niet te veel hoeft te draaien. Je moet de bocht niet te krap maken. Draaisnelheid gaat ten koste van voorwaardse snelheid. Als je van “halve wind” naar “halve wind” draait, maak je een grote draaiïng waardoor je snelheid kwijt raakt, zeker als je dat heel snel doet. Ga dus voor de overstag al goed hoog aan de wind varen. Je moet ook niet al half “in de wind” gaan liggen, ook dan raak je je snelheid kwijt. De goede koers is dat je zover oploeft dat je grootzeil net niet gaat killen als je je tuig goed aangetrokken hebt.
2) Geef het commando "klaar om te wenden"
3) Geef het commando "Ree"
Ree wil zeggen dat je de overstag inzet.
4) Loef op naar "in de wind", Gewicht naar lij, grootzeil aan, fok "killend bij"
Je loeft op naar “in de wind”. Dit doe je door met je roer een beetje op te loeven. Je roeruitslag is maximaal 45 graden. Als je je roer helemaal plat gooit, dan rem je meer dan dat je stuurt en raak je dus je snelheid kwijt.
Hoe stuur je dan wel? Je stuurt door de sturende werking van je zeilen. Door je grootzeil aan te trekken wil de boot gaan oploeven. Dat komt omdat er dan meer druk komt achter het draaipunt van de boot. Hierdoor wil de boot oploeven. Door de druk van je fok af te halen, zorg je dat de druk voor het draaipunt minder wordt. Druk voor het draaipunt zorgt dat de boot wil afvallen. Haal je de druk weg dan blijft alleen de druk op het achterschip over en wil de boot dus gaan oploeven. Bij het fok vieren, moet je de fokkeschoot zo’n 30 centimeter laten vieren. De druk is dan grotendeels van de fok af. We noemen dit ook wel “killend bij”. De fok klappert niet. Als de fok wel klappert dan heb je hem te los staan.
Ook met gewicht kun je sturen. Hoe meer de boot naar de lage kant gaat hellen, hoe meer de boot wil oploeven. De roerganger schuift tijdens het aantrekken van zijn grootzeil meteen naar de lage kant. Hier moet hij uiteindelijk toch naar toe , want het is de toekomstige hoge kant, waar de roerganger normaal gesproken zit. Door tijdens het oploeven naar de lage kant te gaan, help je de boot oploeven.
5) Punt "door de wind", fok bak, grootzeil vieren
Zodra de punt “door de wind” is, zijn we aan het afvallen. We vallen af naar “aan de wind”. Tijdens het afvallen trekken we de fok “bak”. Dat wil zeggen dat we hem weer aantrekken aan de kant waar hij eerst stond voor we de fok lieten vieren. We trekken de fok aan zodat de fok als een drukzeil de punt verder van de wind af duwt.
Tijdens het afvallen willen we dat het grootzeil geen wind vangt. Als het grootzeil namelijk wind vangt dan zorgt hij dat de boot gaat oploeven. Dat willen we juist niet. Dus het grootzeil mag helemaal geen wind vangen.
6) "Aan de wind", fok over
Op het moment dat we “aan de wind” varen dan doen we de fok over. We trekken op dat moment nog niet het grootzeil aan. Als er namelijk geen druk op de fok is en we trekken het grootzeil aan dan gaat de boot weer oploeven. Hierdoor komt de boot weer “in de wind” te liggen. Het commando voor de fok is ook “Fok over….. en aan”
7) Roer recht en aanspringen
Als de fok over is dan gaan we aanspringen. Met aanspringen willen we weer de wind goed in de zeilen krijgen waardoor de zeilen weer als stromingszeil gaan werken. Aanspringen wil zeggen dat we tegelijkertijd het grootzeil en de fok, rustig aantrekken. We moeten het rustig doen om de stroming goed op gang te helpen in de zeilen. Al we het te snel doen, komt de stroming niet goed op gang en werkt het zeil als een drukzeil. Hierdoor gaat de boot driften/verlijeren in plaats vooruit. Daarom is het ook van belang dat we het roer precies in het midden houden. Zo werkt het roer perfect als drift beperkend middel. Als het roer niet recht is, kan het water er makkelijk omheen lopen en versterkt het de drift.
8) Check of je weer "aan de wind" vaart
Als je bent aangesprongen heb je weer voorwaardse snelheid. Check nu of je niet te ruim bent gaan varen of te scherp. De overstag is een manoeuvre van “aan de wind” naar “aan de wind”.
De 10 van de meest gemaakte fouten bij het overstag gaan?
- 1) Niet goed "aan de wind" varen bij de start van de overstag
- 2) Te veel roergebruik bij het oploeven
- 3) Tuig niet goed aantrekken bij het oploeven
- 4) Fok los in plaats van killend bij
- 5) Roerganger niet naar de lage kant bij het oploeven
- 6) Tuig aangetrokken houden tijdens het afvallen
- 7) Fok meteen aan bij fok over
- 8) Tuig al aantrekken als de fok over gaat
- 9) Niet gelijktijdig fok een grootzeil aan bij aanspringen
- 10) Roer niet recht tijdens het aanspringen